Reactie Natuur en Milieufederaties op plan voor nieuwe Structuurvisie Windenergie op Land
18 oktober 2012
Reactie Natuur en Milieufederaties op plan voor nieuwe Structuurvisie Windenergie op Land
Zonder participatie geen draagvlak voor wind op land
Windenergie is op dit moment de meest efficiënte vorm van duurzame energie. Daarom zijn er in Nederland windmolenparken gepland in zee, maar ook op land. Beide zijn nodig.
De Natuur en Milieufederaties vinden dat omwonenden mee moeten kunnen denken bij het ontwikkelen van windmolenparken, en dat de regio’s waar deze molens komen ervan moeten kunnen profiteren. Dit aspect wordt, zo dreigt nu, helemaal niet opgenomen in het plan dat het rijk nu maakt voor windenergie op land. Samen met zeven andere landelijke natuur- en milieuorganisaties stuurden de Natuur en Milieufederaties een formele reactie op deze plannen van het rijk.
Plannen voor windmolens roepen in Nederland nu vooral weerstand op bij omwonenden. De Gronings-Drentse Veenkoloniën zijn een voorbeeld van hoe de tegenstand zich mobiliseert. Bewoners zijn op geen enkele wijze bij de windplannen betrokken. Ook participatie bij de exploitatie is nog niet geregeld. Omwonenden zien daardoor wel de overlast – zoals geluidsoverlast en visuele overlast – op zich afkomen, maar ze lijken niet te gaan delen in de baten.
Het kan ook anders. In Denemarken is 20% van de windmolens in lokaal of particulier eigendom. De inwoners van de regio’s met een windmolenpark profiteren zo van de aanwezigheid van windenergie. In Nederland gebeurt dat nog nauwelijks. Wij vinden dat het rijk voorwaarden moet stellen aan de ontwikkelaars van windparken over de participatie van omwonenden bij de planvorming, en over participatie bij de exploitatie. Er kan ook gedacht worden aan een verplicht percentage van de windmolens dat eigendom van de regio wordt.
Afgelopen september kwamen de ministers Schultz en Verhagen met het ‘Voornemen tot het opstellen van een Rijksstructuurvisie Wind op Land’ en een notitie waarin staat hoe zij het milieuonderzoek gaan uitvoeren. Een goede aanleiding om te reageren, vinden de Natuur- en Milieufederaties en zeven andere organisaties: Natuur en Milieu, Milieudefensie, Natuurmonumenten, Stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer, Landschapsbeheer Nederland, Stichting Wad en de Waddenvereniging.
De natuur- en milieuorganisaties vinden dat het rijk de regio’s en bewoners een veel prominentere rol moet geven bij de ontwikkeling van windenergie. Daarnaast vinden zij dat de structuurvisie van het rijk een duidelijk kader moet zijn: waar kunnen wel windmolens en waar niet? Nu gaat de visie van het rijk alleen uit van opstellingen van 100 MW of meer. Wij vinden dat het afwegingskader ook voor windparken van kleiner dan 100 MW moet gelden. Ook dan kunnen de belangen van landschap, natuur en omwonenden immers in het geding zijn.
Enkele jaren geleden maakten de Natuur en Milieufederaties samen met Natuur en Milieu de visie Geconcentreerde windkracht in de Lage Landen. Daarin hebben wij in nauw overleg met andere natuurorganisaties aangegeven waar wat ons betreft ruimte is voor wind op land, en waar niet. Over de visie is toen veel overleg geweest met het rijk, maar we vinden onze ideeën nu niet terug in de rijksplannen. Zo wijst het rijk nu wel concentratiegebieden aan voor windenergie, maar wij vinden dat ook gebieden moeten worden aangegeven waar windmolens ongewenst zijn. Dat zijn wat ons betreft de meeste natuurgebieden.